Overleven (Dutch)

Ongeveer 3.7 miljoen jaar geleden, begint door verandering in de leefomgeving en klimaat, in Afrika een ontwikkeling die leidde To het ontstaan van een nieuwe wonderbaarlijke diersoort. Een die totaal verschillend zou zijn van alle anderen, maar toch zo hetzelfde. Deze diersoort had zich lange tijd als prooi van andere dieren op gehouden in de gewassen, beschermd door de kans dat roofdieren zich niet in bomen konden werken zonder het voordeel van kracht te verliezen. Door vermindering van aanwezige voeding ging generatie op generatie, de jager ten onder aan zijn eigen succes. Er kwam ruimte op de savanne en de primaat kon zich steeds meer op de grond wagen. Generatie op generatie veranderde de houding en reactors ten opzichte van dierlijke instincten. Wel eens een hond zien reageren op een opgeheven arm? Het ingeprente verwachtingspatroon is dat er een gevolg van pijn kan komen. Dat is een instinct. Ieder organisme, van eencellige tot mens, hangt aan elkaar van reacties, of wel instincten t.o.v. patronen die het herkent. Herkende patronen zorgen voor een grote overlevingskans van het organisme. Het herkennen van patronen, heeft gezorgd in de evolutie, dat organismen die beter reageerden op (veranderende) patronen, een grotere overlevingskans hadden. Dit heeft in bijna alle gevallen geresulteerd in veranderingen van het organisme. Tijdens de periode van 4+ miljard jaar sinds het ontstaan van de aarde tot nu, zijn organismen na de vorming van RNA zelf replicerende eiwitmoleculen en later na inkapseling in een cel,het DNA, gaan reageren op hun omgeving. Een ongelukkige wijzing in vorm kon soms de overlevingskans vergroten i.p.v. verkleinen. Door verandering van habitat, kon soms de cel en later de complexiteit van verschillende cellen, zorgen voor diversiteit, die na enkele generaties al een ander organisme opleverde dan zijn/haar grootouder.


Toen de eerste primaat zijn leefomgeving zag veranderen, was hij zich niet bewust hiervan en reageerde met genetisch geërfde instincten op patronen. Echter, sommige patronen bestaan altijd, maar zijn veranderd in causaliteit (oorzaak gevolg verband). Eerst was er de ritseling in het gewas dat 7 op de 10 keer een jager was (een leeuw, tijger, of ander dier), later werd dit maar 3 op de 10. Echter, wanneer je het ritselen hoorde had je als primaat twee keuzes. Je instinct dat had gezorgd voor overleving volgen, of negeren. Als je het negeerde was de kans dodelijke pijn en het einde. Als je het instinct volgde, was je vrijwel zeker van overleven, ook als het niet een jager was. Dit wordt in verschillende onderzoek vlakken een ‘valse positief’ genoemd. Door generatie op generatie met deze valse positieven in aanraking te komen, werd het ontwikkelde brein (of hersenen) deels overbodig voor deze reacties. Echter kwam er nog iets anders bij kijken. Door de verandering van dreigingen, kreeg de primaat andere voedingsgewoontes. Daar waar het initieel voornamelijk op angst leefde, kreeg het in groepen de overhand op zijn omgeving. 


Voeding waarin meer vetten zaten, die voorheen het lichaam reguleerde door de schaarste ervan, zorgde voor snellere groei van de massa van de hersenen. Dus terwijl de reactie nood minder werd, werd het aantal beschikbare verbindingen (neuronen) groter en ging de primaat vooruit reageren op mogelijke gevaren. Anders gezegd, het begon te plannen. Dit gebeurde in eerste instantie nog op instinctieve basis, maar hoe meer ruimte de reacties kregen, hoe ‘abstracter’ de planning kon worden. Van verzamelen voor mindere tijden tot het zorgen voor voeding aanwas voor mindere tijden. Dit bovenstaande is een enigszins versimpelde weergave van de veranderingen, die met tegenslagen en terugvallen zich ontwikkelden. Toen de primaat inmiddels zich begon te verspreiden over een groter gebied, kwam er, afhankelijk van habitat ontwikkeling in bepaalde hersengebieden, maar ook in de manieren waarop de groepen zich opstelden tegen gevaren en kansen. 

De groei van groepen had ook een inherente ontwikkeling van communicatie als gevolg. Deze communicatie zorgde voor conceptualisaties en bewuste overbrenging van geleerde reacties die niet direct op instinct stoelden. Dit was het ontstaan van menselijke cultuur, maar cultuur is niet iets uitsluitend tot de organisme mens beperkt. Bij het observeren van de omgeving was vanuit de instinct en het herhalen van patronen, voor de cognitieve ontwikkeling van de mens (nog een eenvoudig primaat), de valse positief van belang, maar ook het vlak tussen zekerheid en onbekendheid. De onzekerheid maakte plannen moeilijk, maar zorgde in bepaalde gevallen ook voor reacties binnen de groep die inconsistent waren met wat de groep als geheel ervaarde. Veel elementen die de primaat/mens tegenkwam leken te voldoen aan de patronen die soortgenoten ‘bewust’ veroorzaakten (of konden veroorzaken). Het was dus niet onlogisch, om als het kind dat de primaat mens was, hier een projectie te maken van het eigen kunnen op de elementen in de omgeving. Dit is wat kinderen ook doen als ze nog jong zijn en bepaalde patronen van causaliteit niet kunnen herkennen of bevatten. De mensheid als geheel heeft dezelfde stappen doorlopen als de mens als individu vanaf geboorte doet in zijn leven. Het magisch denken, heeft door de vele valse positieven gezorgd dat de ‘jonge’ mensheid onbegrepen causaliteit aan animisme toewees. Animisme is zoveel als het toekennen van een bewustzijn aan elementen buiten onszelf, waar deze lijkt overeen te komen met keuzes die we zelf zouden kunnen maken. 



De mensheid had baat bij dit animisme, simpelweg omdat het een kind van de natuur was en de natuur zelf geen informatie kon overbrengen aan haar ‘kinderen’. De ontwikkeling van het cognitieve van de mens gaat altijd voor de technologische ontwikkeling. Het gebruik van gereedschap, ontwikkelt zich naar inzicht. Het is niet mogelijk dat een gereedschap zich ontwikkelt, voor de cognitieve ontwikkeling dat hem moet maken. Natuurlijk bestonden er platte stenen en lange puntige stenen, maar dit was voor het gebruiken van dit ‘gereedschap’ gewoon een natuurlijk gevormd element, zonder doel. De mens heeft in zijn ontwikkeling, verschillende vormen van gereedschap ontwikkeld. Fysieke gereedschappen, mentale of cognitieve gereedschappen. Allemaal om het leven of veiliger te maken, of gemakkelijker. Fysieke gereedschappen volgen een ontwikkeling van complexiteit, die gelijk loopt met het vermogen van de mens om causaliteit van de elementen waar het voor moet worden gebruikt heeft doorgrond. Bij cognitieve gereedschappen ligt dit iets onoverzichtelijk. Ten eerste is is de menselijke geest inmiddels bij machte om gereedschappen op abstract niveau te gebruiken en ontwikkelen, waar eerst de filosofie nog bedoeld was om gereedschappen van logica te ontwikkelen, is de calculus en psychologie bedoeld om de werking van het zelf verder uit te diepen en te beïnvloeden. Maar, laten we een stukje terug gaan. Naar die valse positieven. De primaat heeft zich de gewoonte gewaand, dat omdat hijzelf ‘bewust’ acties oproept in zijn omgeving, dit in de omgeving zelf volgens dezelfde spelregels zou afspelen. Als de primaat/mens steen kon werpen. Kon een steen die bij hem neerkwam, onmogelijk dit uit zichzelf hebben gedaan (tegenwoordig zouden we dit soort denken paranoia noemen, maar toen was de mens nog maar in een beperkte schakelingsmogelijkheid: gevaar of niet. Eetbaar of niet. Vriend of niet. Scherp of niet. etc.). Zoals eerder genoemd, deed de mens niet veel anders dan ieder kind dat probeert zijn omgeving te begrijpen en er in te overleven, via magisch denken, een redernering bepalen die consistent is met de observatie en aansluit bij de eigen emotionele gedachtegang. Waarom had men dit ook alweer nodig? Uit het feit dat angst de beste raadgever leek te zijn en zorgde voor de beste overlevingskansen. Animisme zorgde dat de primaat/mens een begrip kon vormen over zijn omgeving, die voldeed aan zijn zelfbeeld en in het begin, voor zeker 30% van de tijd ook voldeed aan het verwachtingspatroon. De geesten, demonen en goden die de historie van de mensen bevolken waren in verschillende culturen, de uitkomsten van het cognitieve proces, waarin de ‘kind’ mens, de wereld om zich heen probeerde helder te krijgen en te overleven. Het heeft tot slechts een paar honderd jaar geleden geduurd, voordat de mens zich bewust werd van de erfenis die het had. Het had weliswaar een emotioneel cognitieve erfenis gecreëerd, om het geobserveerde te verwerken in hoe het dacht dat de wereld werkte, maar deze evidente historie en erfenis die bewijs leverde van een veel groter geheel, en een langere historie was dan het ogenschijnlijke wat men via overlevering had kunnen bewaren, was een grote schok voor grote groepen binnen de mensheid. Zij die het hun taak hadden gemaakt om de groepen mensen in verschillende omgevingen te leiden, hadden hiervoor regels en werkwijzen opgesteld die historisch gezien resultaat hadden geleverd. Die zeker waren. De nieuwe geschiedenis ondermijnde deze ‘status quo’. De geestelijke leiders, die met veel moeite probeerden de ‘schapen’ binnen de groep zonder al te veel bloedvergieten met elkaar te laten samenleven, werden op de proef gesteld in hun eigen overtuiging dat uitsluitend hun inzichten correct waren. 


Helaas voor de mensheid, was de angst de sterkste drijfveer en zorgde dit voor een terughoudendheid tot nieuwe informatie, die zou zorgen voor een lange vruchteloze strijd van de cognitieve ontwikkeling van de mens tegen deze achterdochtige (valse positieven). De wetenschap, een voortvloeisel van religie, naar filosofie, naar thesis, naar methodes, wordt ook vandaag de dag, door de mensen die zich door angst laten leiden, gezien als ongezond en onjuist. Het geeft voor de buitenstaander die voorbij is aan dit bijgeloof, een vreemdsoortig beeld van een ouder die zijn kind niet los wil laten als de puberteit is aangebroken en het kind juist een pad naar zelfstandigheid moet overleven. Deze conflicten, die we als volwassenen allemaal zullen herkennen van onze eigen puberteit, waarbij de hormonen zorgen voor een overactiviteit van emoties, maar ook voor een drijfveer, waarbij alle opgenomen kennis onder kritiek komt te liggen van het zelf verworven cognitieve redeneren. De mens is op weg naar de volgende fase, maar veel mensen houden nog vast aan het magische denken dat inmiddels slechts nog een remmend effect heeft op de ontwikkeling van de mens en zijn mogelijkheden om die ontwikkeling ten goede te laten gelden in zijn omgeving. Laten we hopen dat er snel een punt komt, waar men inziet dat magisch denken geen oplossingen biedt voor wereld problemen, en slechts vies watje is op een al stinkende wond.